Werkingsprincipe


Algemene principes

De overbrenging van geluiden in een gebouw

Binnen in een woongebouw kan men drie types geluidshinder onderscheiden:

– Geluiden afkomstig van de technische installaties (liften, ventilatie, verwarmingsketels, enz.)

– Luchtgeluid (stemmen, televisie, muziek, enz.)

– Contactgeluid, impacten of schokken (personen die stappen, voorwerpen die vallen, stoelen, enz.)

Als de akoestische golf niet gestopt wordt, plant ze zich voort door het hele gebouw, en dit via de lucht of via de trillende materialen.

Het luchtgeluid plant zich per definitie voort via de lucht, maar kan ook wanden of vloeren doen trillen en omgezet worden in mechanisch geluid.

Impactgeluid heeft een aanzienlijke kracht: de schok doet het materiaal rechtstreeks trillen (beton, bakstenen, staal, pleister, glas, enz.).

De geluidsgolf plant zich voort aan verschillende snelheden naargelang van de elementen waar ze doorheen gaat. Als een geluid 340 m/s aflegt in de lucht, bereikt het een snelheid van 3500 m/s in beton en 6000 m/s in staal. In materialen met een grotere dichtheid is de geluidsverminderingsgraad immers aanzienlijk lager dan die in de lucht. Daarom kan men impactgeluiden horen die uit veraf gelegen delen van het gebouw komen en hoort men geen enkel luchtgeluid uit diezelfde delen.

We kunnen ook toevoegen dat, zonder isolatie, een op een verdieping veroorzaakt impactgeluid bijna even hard te horen is op de verdieping eronder. Dagelijkse geluiden kunnen dus zeer snel heel hinderlijk worden.

Een vergroting van de massa van de wanden zal de overbrenging van de luchtgeluiden wel beperken, maar is niet heel doeltreffend tegen de overbrenging van contactgeluiden die door deze materialen gaan.


De zwevende dekvloer, de oplossing tegen contactgeluiden

Om de overbrenging van contactgeluiden te voorkomen, zijn twee technieken mogelijk:
1. Men voorkomt de impact aan de bron (plaatsing van beschermvilten, dikke vaste tapijten, op sokken lopen, enz.)
2. Men maakt een zwevende chape.

Bij een zwevende dekvloer creëert men een onderbreking tussen de schok (zender) en het lokaal (ontvanger). Hiervoor moet de vloer waarop men loopt, volledig onafhankelijk zijn van het gebouw. We merken op dat, om de geldende geluidsnorm te kunnen naleven, enkel de zwevende dekvloer doeltreffend is tussen twee wooneenheden.

 

 

Een zwevende dekvloer bestaat uit een hard element (chape) dat op een veer (onderlaag) wordt gelegd, dat op zijn beurt op een hard element (welfsels, betondal, vloer, enz.) geplaatst wordt. Onder invloed van een geluidsgolf moet de zwevende dekvloer kunnen trillen en mag hij geen enkel contactpunt hebben met de structuur van het gebouw. Deze volledige scheiding geldt ook voor de elementen die zelf in contact komen met het gebouw (afvoerleidingen, elektrische kokers, bevestigingen doorheen de dekvloer, enz.)

 

Akoestische onderlaag

De scheiding van de zwevende chape wordt verkregen door de plaatsing van een akoestisch membraan. De ideale onderlaag moet de volgende kenmerken vertonen:
– de beste geluidsvermindering (∆Lw);
– de laagste dynamische stijfheid (s’t);
– de laagst mogelijke kruip, met andere woorden niet platgedrukt worden in de tijd om steeds dezelfde prestaties te kunnen leveren;
– soepel zijn om een goede vering te bieden;
– scheurbestendig zijn tijdens de plaatsing;
– licht en gemakkelijk te plaatsen zijn;

Wanneer u een isolatiemateriaal uit het insulitgamma kiest, voldoet u zeker aan de criteria voor de isolatie van de vloeren tegen contactgeluiden. Maak kennis met de unieke insulitkwaliteit.


← Referenties  

referenties akoestische onderlagen insulit

  De insulit-kwaliteit →

insulit membranen qualiteit